
De feiten over ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingssamenwerking is effectief in de strijd tegen armoede. Wat dragen projecten voor betere gezondheidszorg, onderwijs of bijvoorbeeld klimaattrainingen daaraan bij? Een aantal voorbeelden:
Enkele successen van ontwikkelingshulp
- De wereldwijde strijd tegen polio heeft ertoe geleid dat polio in meer dan 123 landen is uitgebannen. In 1988 waren er 350.000 gevallen van polio, in 2014 nog maar 359. Alleen in de landen Afghanistan en Pakistan komt nog polio voor.
- Het aantal kinderen dat voor hun vijfde verjaardag overlijdt is gehalveerd. In 1990 stierven 90 kinderen per 1000 geboortes, in 2015 waren het 43 op 1000 geboortes.
- In de sub-Sahara Afrika zijn tussen 2004 en 2014 ruim 900 miljoen muskietennetten verspreid. Hierdoor nam sterfte door malaria, met name kindersterfte, af met 6,2 miljoen gevallen.
- De veepest, een besmettelijke en dodelijke ziekte onder vee, is compleet uitgebannen. Dit zorgt ervaar dat 40 miljoen kleine boeren in Afrika en Azië economisch gezien een zelfstandig bestaan op kunnen bouwen.


Ontwikkelingssamenwerking blijft nodig
Wij vinden dat ontwikkelingshulp eindig is. We helpen met het bouwen van een sterk sociaal contract zodat landen uiteindelijk zelfredzaam worden, een goed bestuur hebben, zelf belasting kunnen heffen en eigen inkomsten genereren.
Maar voor de 47 allerarmste landen is het nog lang niet zover; voor deze landen is ontwikkelingshulp van onverminderd groot belang om armoede en ongelijkheid aan te pakken (Bron, p17). In deze landen is de laatste jaren weinig voortgang geboekt. Mensen daar hebben vaak te maken met extreme armoede, een onzekere voedselvoorziening, klimaatverandering en een zwak bestuur.
Mede dankzij ontwikkelingshulp kunnen deze landen hun burgers voorzien in de basisbehoeftes zoals voedsel, water, gezondheidszorg en onderwijs. Daarom dient Nederland te investeren in een langetermijnaanpak van ontwikkelingsprogramma’s, zodat we de structurele oorzaken van extreme armoede en ongelijkheid kunnen wegnemen.
Steun in de rug
Economisch sterke landen hebben onderling afgesproken dat ze elk jaar 0,7% van hun Bruto Nationaal Product (BNP) besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dat betekent dat ze jaarlijks een budget reserveren om de allerarmste landen een steun in de rug te geven. Vaak wordt deze pot geld ODA genoemd: Official Development Assistance.
Ontwikkelingsdoelen
Nederland heeft in 2015 haar handtekening gezet onder een visionaire agenda voor duurzaamheid en welvaart: de Agenda 2030 van de Verenigde Naties. Hierin staan de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen, de Sustainable Development Goals. Deze doelen vervangen de Millenniumdoelen, met als stip op de horizon extreme armoede, honger en ongelijkheid voorgoed verslaan in 2030.


3 feiten die je moet weten over het Nederlandse ontwikkelingsbudget
- In 2016 heeft de Nederlandse overheid 4,5 miljard euro aan hulp besteed. Dat is 0,65 % van het BNP. Maar zo’n 10% van dit bedrag, rond 450 miljoen euro, houdt Nederland voor zich. Dit bedrag van het ontwikkelingsbudget wordt uitgegeven voor de opvang van eerstejaarsasielzoekers in Nederland.
- Het budget voor ontwikkelingssamenwerking is minder dan 1,7% van de totale uitgaven van het Rijk in 2016 (254 miljard euro). De Rijksuitgaven omvatten uitgaven voor volksgezondheid, onderwijs, zorg, sociale zekerheid, werk en inkomen.
- De laatste jaren (sinds het kabinet Rutte I) heeft Nederland steeds minder hulp aan de allerarmste landen gegeven. Zo is de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking gedaald van 0.8% van het BNP naar 0,65%. Bij ongewijzigd beleid zal Nederland in in 2019 nog maar 0,46% van ons BNP besteden aan ontwikkelingssamenwerking. De laatste keer dat zo weinig over hadden voor de allerarmsten was 1966.
Wij maken ons hard voor het behoud van 0,7% ontwikkelingshulp: een bewezen effectief wapen in de strijd tegen armoede en ongelijkheid.
Doe mee: versla armoede
Met jouw hulp kunnen we armoede verslaan.